Bevrijdende onzekerheid

 

1. Inleiding

We zijn een merkwaardig toeval. Dit besef is voor veel mensen eigenlijk niet te verdragen. Inzichten binnen kosmologie en natuurkunde – en dan met name het onderzoek naar de fundamentele krachten die ons bestaan sturen – wijzen hierop. Dit alles staat haaks op vaste inzichten over de aard van de dingen die er in veel geloofsovertuigingen zijn. Het is een gegeven dat religie, levensovertuigingen, ook zogenaamde atheïstische ideologieën, te maken hebben met het hoofd bieden aan onzekerheden. Ze zijn een product van mensen, niet van ‘goden’ of ‘historische wetmatigheden’ of andere externe regisseurs zoals vermoede complotten. Het veronderstelde bestaan daarvan lijkt vooral een grond te hebben in onze angst voor onzekerheid.

 

2. Wereldbeelden

Mensen hebben zolang zij bestaan ernaar gestreefd een beeld te vormen van wat zijzelf en de dingen om hen heen zijn. In grote lijnen waren – en zijn – er twee wegen: a. er is een veroorzaker van alles wat er is en b. de mens bestaat binnen een voortdurend bewegende en onbegrijpelijke omgeving en de mens volgt zijn eigen weg. Binnen de westerse culturen heeft vooral a. deoverhand gehad.1 Voor zover bekend hebben mensen de omstandigheden waarin zij leefden en hun eigen toestand veelal toegeschreven aan een of meerdere goden. Er zijn allerlei rituelen ontwikkeld om deze goden gunstig te stemmen zodat zij zouden kunnen zorgen voor gewonnen veldslagen, genezing bij ziekte, rijke oogsten et cetera.2 In de loop van de eeuwen hebben de vele goden en godjes plaats gemaakt voor één god die alles regisseert met volstrekt onbekende bedoelingen. De diverse goden hebben plaatsgemaakt– althans binnen de Rooms-katholieke traditie – voor heiligen die aangeroepen konden worden bij allerlei zaken. Bijvoorbeeld de heilige Clemens Maria Hofbauer voor hopeloze zaken en de heilige Antonius van Padua bij verloren voorwerpen.

De geschiedenis van mensen is tot nu toe gepaard gegaan met allerlei levensovertuigingen. Waar voorheen op religie gestoelde levensovertuigingen de overhand hadden zijn er later levensovertuigingen gekomen die meer ‘wetenschappelijke’ pretenties hadden. Zo was communisme gestoeld op vermeende wetmatigheden in de geschiedenis, de strijd tussen arbeid en kapitaal. Fascisme had onder meer wortels in sociaal-darwinistische theorieën over mensen: de sterke soorten zullen de minderwaardige soorten verdringen.

Levensovertuigingen, zowel van religieuze als niet-religieuze aard, waren en zijn manieren om onzekerheid tegen te gaan. Dit betekende en betekent nog steeds dat bij kanttekeningen, kritiek of vraagtekens mensen met afkeer, agressie en soms dodelijke acties kunnen reageren. Kern van dit alles is vooral angst voor onzekerheid, voor verlies van controle.

 

 3. Macht en bezit

 Wij mensen zijn natuurverschijnselen maar dan met een zich steeds evoluerend bewustzijn. Het lijkt erop dat mensen meer en betere technieken hebben ontwikkeld die het leven aangenaam hebben gemaakt. Daarbij zijn allerlei vormen van ongemak bestreden.

 Voor zover nu bekend is de evolutie van mensen voornamelijk bepaald geweest door overleven. De soort die uiteindelijk de machtigste van alle natuurverschijnselen is gebleken is onze soort, de homo sapiens3. Het natuurverschijnsel waartoe wij behoren was andere natuurverschijnselen de baas door bewustzijn en door onderlinge samenwerking. Die samenwerking heeft verschillende vormen gekend. Momenteel is die samenwerking voornamelijk bepaald door degenen die over de meeste middelen (materie, geld) beschikken.

In de geschiedenis van mensen is dat bezit iets van enkelingen (koningen, edelen e.d.) geweest. Er zijn nu samenlevingsvormen waarbinnen dat meer ‘uitgesmeerd’ lijkt te zijn over meerdere mensen4.

 Er lijkt in onze samenleving een samenhang te zijn ontstaan tussen macht en bezit. Globaal geldt dat zij die meer bezitten ook meer macht hebben. Dit geldt niet alleen voor allerlei materie ( bezittingen zoals grond, huizen, sieraden en dergelijke) maar ook voor zaken als talent, kennis, spiermassa. Dikwijls waren goede combinaties van de genoemde zaken een basis voor – soms langdurige – macht.

 Macht en bezit waren en zijn manieren van overleven. De beschikking over andere mensen en middelen vergroot(te) de kans op minder ongemak. In onze tijd heeft veel bezitten – vooral veel geld bezitten – eigenlijk nauwelijks met overleven te maken maar wel met behoud van – dikwijls vermeende – macht. Daarnaast spelen vormen van narcisme en rol: bewonderd worden door anderen om bezit, aanzien en...macht.

 Eigenlijk hebben bezit en macht rechtstreekse wortels in de evolutie van mensen als natuurverschijnselen. Ooit waren macht en bezit noodzakelijk als manieren om veiligheid te verschaffen, als mogelijkheden om zich te weer te stellen tegen bedreigingen van het bestaan. Daar hoort een zekere mate van gezond narcisme bij: erkenning in een groep, waardering. In de afgelopen eeuwen is narcisme – althans zo lijkt het – als de belangrijkste drijfveer van macht en bezit overgebleven.

 

 4. Een wetenschappelijk gezichtspunt

 Binnen het westelijk halfrond is voortdurend een spanningsveld geweest (en dat is er hier en daar nog) tussen wetenschappelijke inzichten en op religieuze geschriften of ideologieën gestoelde wereldbeelden. Denk aan de strijd tussen Galileo Galilei en de R.K. kerk, de kritiek op psychoanalytische inzichten in communistisch Sovjet Unie, de creationisten die op Bijbelse gronden onderwijs over de evolutietheorie, met name in de VS, verbieden. De bron van dit spanningsveld is vooral angst voor onzekerheid. Immers elk wetenschappelijk inzicht of hypothese gaat gepaard met twijfels, vragen, onzekerheden. Geen een enkel inzicht ligt vast en hypothesen, veronderstellingen kunnen worden verworpen. Wetenschap biedt dus nooit zekerheid, wel door veel mensen gedeelde aanvaarding van een bepaalde stand van zaken. Een vast geloof of een sterke ‘wetenschappelijke’ ideologie is voor veel mensen ‘gemakkelijker’ want die biedt zekerheid.

 Op dit moment (2022) is het wetenschappelijke wereldbeeld in grove lijnen, aldus:

 – Het heelal waarbinnen de planeet aarde bestaat, is ongeveer 13,8 miljard jaar oud.

 – Het ontstaan van het heelal wordt veelal de ‘oerknal’ genoemd, maar is, met name wat het eerste begin betreft, nog een groot natuurkundig raadsel.

 – Er vormden zich allerlei deeltjes die in de loop van de miljarden jaren zich clusterden, onder invloed van allerlei krachten en temperatuursveranderingen.5

 – De natuurkundige processen die aan dit alles ten grondslag liggen zijn typisch voor het universum zoals wij dat kennen. Er zouden – mogelijk – andere universa kunnen zijn ontstaan met heel andere kenmerken, andere samenhangen tussen deeltjes. Dit betekent dat bestaan, zoals wij dat kennen, in wezen een toevalligheid is.

 – Die clusteringen, oftewel groeperingen van deeltjes kwamen tot uiting in de vorm van gassen, sterren, planeten en andere materievormen.

 – De planeet aarde is zo’n groepering van deeltjes. In de loop van de 4,5 miljard jaren van haar bestaan hebben die groeperingen allerlei vormen aangenomen.

 

– Eén vorm van groepering van deeltjes is leven (de zgn. abiogenese), dat ongeveer 4 miljard jaar geleden begon. Details zijn onbekend, maar er heeft zeer waarschijnlijk een evolutionair proces plaatsgevonden waarbij leven is ontstaan uit niet-levende materie.

 – Leven is een voortdurende zelforganisatie van deeltjes die vermoedelijk niet alleen op de planeet aarde voorkomt.

 – Leven heeft allerlei vormen, als natuurverschijnselen, gehad waarvan een groot aantal is verdwenen en een aantal nog bestaat.

 – Mensen zijn een groepering van deeltjes, een natuurverschijnsel met een vorm van bewustzijn die reflectie op eigen levenswijze mogelijk maakt.

 – Mensen zijn een natuurverschijnsel als andere natuurverschijnselen dus ook afhankelijk van een omgeving die bestaan van natuurverschijnselen mogelijk maakt. Mensen zijn op hun beurt een omgeving voor en daarmee ook bepalend voor andere natuurverschijnselen.

 Clusteringen van deeltjes in het ons bekende universum hebben de neiging die clustering vast te houden. Dit geldt dus ook voor de bekende levensvormen als typische natuurverschijnselen. Dit vasthouden van die clustering wordt ook wel als ‘overleven’ beschreven. Anders gezegd: elk levend natuurverschijnsel is gericht op overleven. Voortplanting is in wezen overleven, ofwel het verder bestaan van het natuurverschijnsel mogelijk maken.

 Het lijkt erop dat wat mensen kenmerkt – natuurverschijnselen met bewustzijn – voornamelijk iets is als een optimale manier van overleven. Nu zijn er in het verre verleden diverse mensensoorten geweest die allemaal zijn uitgestorven. Onze soort – de homo sapiens – heeft kunnen overleven door enerzijds reflectief bewustzijn en anderzijds een manier van samenwerken met soortgenoten. Maar in de kern zijn dit bewustzijn en samenwerken op overleven gericht, soms gepaard aan bestrijding of vernietiging van andere levensvormen die dit streven in de weg (lijken te) staan. In deze zin zijn mensen natuurverschijnselen bij wie het reflectieve bewustzijn nauw is verweven met de eigen lichamelijke opbouw en werking. Bewustzijn lijkt dus een middel dat vooral is gericht op het behoud van de clustering van deeltjes (overleven) dat alle levensvormen kenmerken.

 Eerder is aangegeven dat de mens, de homo sapiens, haar voortbestaan te danken heeft aan bewustzijn samen met een bepaald vermogen tot samenwerken. In de loop van het bestaan van de homo sapiens – men schat zo’n 210.000 jaar op grond van de vondst van een schedel, maar nieuwe vondsten kunnen weer andere hypothesen opleveren – zijn er allerlei vormen van samenwerken geweest. Lange tijd is gedacht dat de eerste mensen, de eerste ‘homo sapiens’, vreedzaam egalitair, haast paradijselijk samenleefden. De machtsverhoudingen en ongelijkheid tussen mensen zouden zijn begonnen met de ontwikkeling van landbouw. Aan deze toch wel ‘karikaturale’ schetsen is in de afgelopen decennia een eind gemaakt: er hebben allerlei soorten samenlevingsvormen van mensen in het zogenaamde paleolithicum6bestaan, ook bij de meer ‘primitieve’ en er waren egalitaire gemeenschappen die leefden van de landbouw.Deze inzichten voeden de veronderstelling dat de kenmerken van wat wij ‘reflectief bewustzijn’ noemen in een voortdurende wisselwerking staan met de samenlevingsvorm van mensen. Je zou kunnen zeggen dat hoe mensen met elkaar omgaan en daarover denken in belangrijke mate ‘gestuurd’ worden door het soort groepsverband waarin mensen leven. Dit verband kent – althans dat veronderstel ik – twee polen. Aan de ene kant wordt dat verband bepaald door het individu zelf, aan de andere kant wordt dat verband ‘gestuurd’ door een externe macht. Het lijkt erop dat in onze westerse samenleving voortdurend het laatste het geval is geweest. Samenlevingsvormen hebben altijd onder een bepaalde macht bestaan. In de loop van de geschiedenis ontwikkelde die zich van centralistisch (koningen, keizers, dictators) machtsuitoefening naar meer democratisch gestuurd (macht bij de gemeenschap, maar ‘uitbesteed ’aan politici, zoals in onze parlementaire democratie). Maar het is gebleven bij een sturing door een externe macht. Dit in tegenstelling tot samenlevingsvormen die gestoeld waren op de soevereiniteit van het individu, zoals onder meer binnen groepen inheemse Amerikanen.

Homo sapiens, als natuurverschijnsel, kenmerkt zich door een ver geëvolueerde vorm van bewustzijn. Er is in de afgelopen decennia veel onderzoek gedaan naar de aard van dit bewustzijn: is deze voortgekomen uit een bepaalde clustering van deeltjes die te beschrijven is als een bepaalde kwantummechanische symmetrie, hangt deze samen met allerlei terugkoppelingsmechanismen binnen en tussen hersengebieden, is bewustzijn te begrijpen als een afzonderlijk krachtenveld met eigen wetmatigheden enzovoort enzovoort. Er is geen afdoende antwoord gevonden. Wel is duidelijk dat ons bewustzijn nauw verweven is met onze hersenfysiologie: gaat daarbinnen iets mis (bijvoorbeeld door dementie of een bloeding) dan is dat onmiddellijk te merken aan de kwaliteit ervan, waarbij ook leeftijd een rol speelt: hersenen van jongeren werken anders dan die van ouderen.

 Wat bewustzijn nu precies is is nauwelijks te omschrijven. Waardoor bewustzijn ontstaat is onbekend: er zijn vermoedens maar geen sluitende verklaringen.7 Het is daarnaast eigenlijk onmogelijk uitspraken te doen over bewustzijn die altijd de bron is van de vragen over dit onderwerp. Je zou dan als toeschouwer, onderzoeker/observator, je buiten dit veld van bewustzijn moeten begeven wat gewoon niet kan.

 Terug naar een eerdere gedachte: er is altijd een samenhang tussen enerzijds individueel bewustzijn en anderzijds samenwerken met anderen. Wat ingewikkelder geformuleerd: mensen als individuen zijn onlosmakelijk verbonden met een sociaal veld. Dat sociale veld kent allerlei samenlevingsvormen die zich tussen twee polen bevinden. Er zijn aan de ene kant samenlevingsvormen die de eigenheid van het individuele bewustzijn en dus de vrijheid van individueel handelen ondersteunen. Aan de andere kant zijn er samenlevingsvormen die gestuurd worden door een macht (variërend van autocratie tot democratie) die de ruimte van handelen van individuen bepaalt. In onze westerse samenlevingen overheerst het laatste. Dit gegeven is in belangrijke mate de oorzaak van veel ellende tussen landen, zoals bloedige oorlogen.

 Vanuit een wetenschappelijk gezichtspunt zou je kunnen zeggen dat wij, mensen, een bepaalde clustering van deeltjes zijn die iets als bewustzijn en onderling samenwerken mogelijk maakt. Het is in de afgelopen tijden gebleken dat met dit bewustzijn het mogelijk is iets te doen met de fysiologische opbouw van onszelf en hoe we met elkaar samenleven. Anders gezegd: we zijn baas over onszelf, er is geen macht van buiten die ons stuurt en als we dat vinden, dan is die veronderstelling of dat geloof een product van onszelf. Dikwijls is dat geloof in goden of bepaalde ideologieën of geloof in complotten en dergelijke voortgekomen uit angst voor onzekerheid. Die onzekerheid is een voortdurend gegeven waar wij mensen mee te maken hebben. Het is de belangrijkste opdracht voor ons mensen met die onzekerheid te leven, in te zien dat we eigenlijk niets weten en dat we allemaal lotgenoten zijn in dit toevallige bestaan.

 

5. Omgaan met onzekerheid

Uitgangspunt hier is dat we toevalligheden zijn, lotgenoten in hetzelfde schuitje. Dit geldt voor alles wat er is, van verre sterrenstelsels tot regenwormen. Wij mensen kunnen niet anders dan manieren van omgaan met de wisselvalligheden van het bestaan vinden.

 Zo lang mensen (als ‘homo sapiens’) bestaan zijn onzekerheden gecompenseerd met vormen van geloof, ideologieën, allerlei levensbeschouwingen. Komende en gaande complottheorieën horen hier ook bij. In veel geloofsovertuigingen wordt een beeld van de werkelijkheid geschetst: de aarde is in zeven dagen geschapen, de natuur staat enkel ten dienste van de mens, er is een God die alles regisseert et cetera et cetera. Nu is het geloof in een externe macht iets wat voornamelijk levensovertuigingen in het westelijk halfrond kenmerkt, bijvoorbeeld christendom, islam. In het oostelijk halfrond zijn er levensovertuigingen die meer uitgaan van de direct waarneembare en beleefde werkelijkheid en hoe mensen daarbinnen zich gedragen. Hier zijn dikwijls heersers bepalend zoals in het confucianisme. Dit een erg globale schets waarbinnen nuancering achterwege blijft.

De bedoeling van dit essay is niet alle vormen van religie, levensovertuigingen over boord te zetten. Waar wél afscheid van genomen kan worden zijn de wereldbeelden die verschillende levensovertuigingen geven. Deze vallen absoluut niet samen met inzichten uit (het huidige en vooral natuurkundig) wetenschappelijk onderzoek. Hierbij komt onmiddellijk een groot probleem naar voren: zekerheid van een onder meer religieuze opvatting maakt plaats voor onzekerheid van een meestal tijdelijk wetenschappelijk inzicht. Wij, mensen, kunnen niet anders dan leven met onzekerheid.

 

Wat allerlei levensovertuigingen wel geven zijn richtlijnen voor samenleven, ethische kaders, moraal. Dit zijn zaken die wetenschappelijk onderzoek niet geeft. Toch zijn er in de afgelopen decennia inzichten ontstaan over hoe allerlei vormen van samenleven wel of in beperkte mate of niet bijdragen aan het verminderen van ongemak bij mensen.8

 

6. Conclusies

 - Mensen zijn toevalligheden.

 - Als mensen toevalligheden zijn, zijn zij lotgenoten van elkaar.

 - Lotgenoten zijn betekent dat verschillen tussen lotgenoten worden aanvaard en niet als probleem worden gezien.

 - Lotgenoten zijn betekent niet elkaar bestrijden, door bijvoorbeeld oorlogen, maar samen zoeken naar manieren om een toevallig bestaan met zo weinig mogelijk ongemak te belasten.

 Onzekerheid is bevrijdend omdat absolute waarheden niet bestaan: deze zijn verbonden met het toevalsaspect van ons mensen. Het is aan ons steeds te zoeken naar die kaders die een een verklaring geven van ons zijn en wegen bieden dit toevallige zijn zo min mogelijk ongemak bezorgen. Wetenschappelijk onderzoek zowel van onszelf in de meest brede zin als van onze omgeving biedt hiertoe de meeste mogelijkheden. Vroegere en bestaande levensovertuigingen bieden kaders voor ethiek, voor manieren van samenleven die wetenschappelijk onderzoek (nog) niet levert.

 

Noten

 1 Zie: Karen Armstrong (2005), The Great Transformation (vertaald: De grote transformatie, Amsterdam, De Bezige Bij.)

 2 Zie bijvoorbeeld Livius (vertaling 1996) Hannibal voor de poorten, Amsterdam, Athenaeum-Polak & Van Gennep. In deze tekst worden vele voorbeelden gegeven van rituelen die Romeinen in de de 1e eeuw toepasten om bijvoorbeeld een gunstige afloop van een veldslag af te smeken.

 3 Harari (2015), Sapiens, A Brief History of Humankind, London, Vintage.

 4 Graeber D. en D. Wengrow (2021), The Dawn of Everything, A New History of Humanity. Dublin, Penguin Books. De auteurs geven een genuanceerd beeld van allerlei samenlevingsvormen en het ontstaan van ongelijkheid tussen mensen in de tijd vóór het ontstaan van landbouwgemeenschappen, ongeveer 8500 jaar geleden.

 5 Krauss, L. (2017), Het grootste project van de mens. Amsterdan, Nieuw Amsterdam. Oorspronkelijke titel:’The Greatest Story Ever Told...So Far. Why Are We Here?’. Voor niet-wiskundigen, zoals de auteur, een niet gemakkelijk maar wel toegankelijk overzicht van onder meer de kwantumleer. Zie ook diverse publicaties binnen Wikipedia, o.m. Quantummechanica info. Een wat ouder werk - een goede inleiding – is dat van de Nederlander Vincent Icke (1995), The force of symmetry. Cambridge, Cambridge University Press.

 6 Graeber en Wengrow (zie noot 4) verwijzen naar een periode van ongeveer 10.000 jaren geleden, ook wel het ‘late stenen tijdperk’ of ’late neolithicum’ genoemd.

 7Jacob Jolij (2020), Wat is bewustzijn nou eigenlijk? Een prikkelende zoektocht van neurobiologie tot parapsychologie. Amsterdam, Nieuw Amsterdam.

 8 Clemens Janzing (2021), Schets van een staatsvorm op Epicuristische grondslag. Essay (www.cjanzing.nl).